Artikel 10 - Verwerking van persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten

Persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten of daarmee verband houdende veiligheidsmaatregelen mogen op grond van artikel 6, lid 1, alleen worden verwerkt onder toezicht van de overheid of indien de verwerking is toegestaan bij Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke bepalingen die passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen bieden. Omvattende registers van strafrechtelijke veroordelingen mogen alleen worden bijgehouden onder toezicht van de overheid.

Relevante overwegingen

  • 50. De verwerking van persoonsgegevens voor andere doeleinden dan die waarvoor de persoonsgegevens aanvankelijk zijn verzameld, mag enkel worden toegestaan indien de verwerking verenigbaar is met de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens aanvankelijk zijn verzameld. In dat geval is er geen andere afzonderlijke rechtsgrond vereist dan die op grond waarvan de verzameling van persoonsgegevens werd toegestaan. Indien de verwerking noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is verleend, kan in het Unierecht of het lidstatelijke recht worden vastgesteld en gespecificeerd voor welke taken en doeleinden de verdere verwerking als rechtmatig en verenigbaar met de aanvankelijke doeleinden moet worden beschouwd. De verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden, moet als een met de aanvankelijke doeleinden verenigbare rechtmatige verwerking worden beschouwd. De Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke bepaling die als rechtsgrond voor de verwerking van persoonsgegevens dient, kan ook als rechtsgrond voor verdere verwerking dienen. Om na te gaan of een doel van verdere verwerking verenigbaar is met het doel waarvoor de persoonsgegevens aanvankelijk zijn verzameld, moet de verwerkingsverantwoordelijke, nadat hij aan alle voorschriften inzake rechtmatigheid van de oorspronkelijke verwerking heeft voldaan, onder meer rekening houden met: een eventuele koppeling tussen die doeleinden en de doeleinden van de voorgenomen verdere verwerking; het kader waarin de gegevens zijn verzameld; met name de redelijke verwachtingen van de betrokkenen op basis van hun verhouding met de verwerkingsverantwoordelijke betreffende het verdere gebruik ervan; de aard van de persoonsgegevens; de gevolgen van de voorgenomen verdere verwerking voor de betrokkenen; en passende waarborgen bij zowel de oorspronkelijke als de voorgenomen verdere verwerkingen.

Jurisprudentie Hof van Justitie van de EU

Zaak-nr. Arrest
C-439/19

Procedure ingeleid door B
Arrest van 22 juni 2021 in zaak nr. C-439/19 (ECLI:EU:C:2021:504)

Prejudiciële verwijzing – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Verordening (EU) 2016/679 – Artikelen 5, 6 en 10 – Nationale wetgeving op grond waarvan het publiek toegang wordt verleend tot persoonsgegevens die betrekking hebben op strafpunten voor verkeersovertredingen – Rechtmatigheid – Begrip ,persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten’ – Openbaarmaking met het oog op de verhoging van de verkeersveiligheid – Recht van toegang van het publiek tot officiële documenten – Vrijheid van informatie – Verenigbaarheid met het grondrecht op eerbiediging van het privéleven en het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens – Hergebruik van gegevens – Artikel 267 VWEU – Werking in de tijd van een prejudiciële beslissing – Mogelijkheid voor een constitutionele rechter van een lidstaat om de rechtsgevolgen te handhaven van een nationale wettelijke regeling die onverenigbaar is met het Unierecht – Beginsel van voorrang van het Unierecht en rechtszekerheidsbeginsel

Bepaling Arrest(en)
Artikel 10

Procedure ingeleid door B
Arrest van 22 juni 2021 in zaak nr. C-439/19 (ECLI:EU:C:2021:504)

Prejudiciële verwijzing – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Verordening (EU) 2016/679 – Artikelen 5, 6 en 10 – Nationale wetgeving op grond waarvan het publiek toegang wordt verleend tot persoonsgegevens die betrekking hebben op strafpunten voor verkeersovertredingen – Rechtmatigheid – Begrip ,persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten’ – Openbaarmaking met het oog op de verhoging van de verkeersveiligheid – Recht van toegang van het publiek tot officiële documenten – Vrijheid van informatie – Verenigbaarheid met het grondrecht op eerbiediging van het privéleven en het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens – Hergebruik van gegevens – Artikel 267 VWEU – Werking in de tijd van een prejudiciële beslissing – Mogelijkheid voor een constitutionele rechter van een lidstaat om de rechtsgevolgen te handhaven van een nationale wettelijke regeling die onverenigbaar is met het Unierecht – Beginsel van voorrang van het Unierecht en rechtszekerheidsbeginsel

Sanctie-besluiten en EDPB-richtsnoeren

Er zijn geen documenten gevonden bij deze bepaling.