Koninklijke Nederlandse Lawn Tennisbond tegen Autoriteit Persoonsgegevens
- Instantie:
- Hof van Justitie
- Datum:
- 4 oktober 2024
- Zaak-nummer:
- C-621/22
- Celex-nummer:
- 62022CJ0621
- ECLI-nummer:
- ECLI:EU:C:2024:858
- Procedure:
- Arrest op Verzoek om prejudiciële beslissing
- Rapporteur:
- Rossi
- A-G:
- Medina
Prejudiciële verwijzing – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Verordening (EU) 2016/679 – Artikel 5, lid 1, onder a) – Rechtmatigheid van de verwerking – Artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f) – Verwerking die noodzakelijk is voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde – Begrip ‚gerechtvaardigd belang’ – Commercieel belang – Sportbond – Mededeling tegen betaling van de persoonsgegevens van de leden van een sportbond aan sponsoren zonder de toestemming van die leden
ARREST VAN HET HOF (Negende kamer)
4 oktober 2024 ( *1 )
„Prejudiciële verwijzing – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Verordening (EU) 2016/679 – Artikel 5, lid 1, onder a) – Rechtmatigheid van de verwerking – Artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f) – Verwerking die noodzakelijk is voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde – Begrip ‚gerechtvaardigd belang’ – Commercieel belang – Sportbond – Mededeling tegen betaling van de persoonsgegevens van de leden van een sportbond aan sponsoren zonder de toestemming van die leden”
In zaak C‑621/22,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de rechtbank Amsterdam (Nederland) bij beslissing van 22 september 2022, ingekomen bij het Hof op 29 september 2022, in de procedure
Koninklijke Nederlandse Lawn Tennisbond
tegen
Autoriteit Persoonsgegevens,
wijst
HET HOF (Negende kamer),
samengesteld als volgt: O. Spineanu‑Matei, kamerpresident, J.‑C. Bonichot en L. S. Rossi (rapporteur), rechters,
advocaat-generaal: L. Medina,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
– de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennisbond, vertegenwoordigd door E. W. S. Peperkamp, O. M. van Rikxoort en S. E. A. Vermeer-de Jongh, advocaten,
– de Autoriteit Persoonsgegevens, vertegenwoordigd door M. H. L. Hemmer en T. N. Sanders, advocaten,
– de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door M. K. Bulterman en J. M. Hoogveld als gemachtigden,
– de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door E. De Bonis, avvocato dello Stato,
– de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Bouchagiar en H. Kranenborg als gemachtigden,
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
-
1.
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB 2016, L 119, blz. 1, met rectificatie in PB 2018, L 127, blz. 2; hierna: „AVG”).
-
2.
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennisbond (hierna: „KNLTB”) en de Autoriteit Persoonsgegevens (Nederland) (hierna: „AP”) betreffende het besluit van deze laatste om de KNLTB een geldboete op te leggen wegens schending van de AVG.
AVG
-
3.
De overwegingen 1, 4, 10, 39 en 47 AVG luiden als volgt: „(1) De bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens is een grondrecht. Krachtens artikel 8, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het ‚Handvest’) en artikel 16, lid 1, [VWEU] heeft eenieder recht op bescherming van zijn persoonsgegevens. [...] (4) De verwerking van persoonsgegevens moet ten dienste van de mens staan. Het recht op bescherming van persoonsgegevens heeft geen absolute gelding, maar moet worden beschouwd in relatie tot de functie ervan in de samenleving en moet conform het evenredigheidsbeginsel tegen andere grondrechten worden afgewogen. Deze verordening eerbiedigt alle grondrechten alsook de vrijheden en beginselen die zijn erkend in het Handvest zoals dat in de Verdragen is verankerd, met name de eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, woning en communicatie, de bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, de vrijheid van meningsuiting en van informatie, de vrijheid van ondernemerschap, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, en het recht op culturele, godsdienstige en taalkundige verscheidenheid. [...] (10) Teneinde natuurlijke personen een consistent en hoog beschermingsniveau te bieden en de belemmeringen voor het verkeer van persoonsgegevens binnen de [Europese] Unie op te heffen, dient het niveau van bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen op het vlak van verwerking van deze gegevens in alle lidstaten gelijkwaardig te zijn. Er moet gezorgd worden voor een in de gehele Unie coherente en homogene toepassing van de regels inzake bescherming van de grondrechten en de fundamentele vrijheden van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens. [...] [...] (39) Elke verwerking van persoonsgegevens dient behoorlijk en rechtmatig te geschieden. Voor natuurlijke personen dient het transparant te zijn dat hen betreffende persoonsgegevens worden verzameld, gebruikt, geraadpleegd of anderszins verwerkt en in hoeverre de persoonsgegevens worden verwerkt of zullen worden verwerkt. [...] [...] (47) De gerechtvaardigde belangen van een verwerkingsverantwoordelijke, waaronder die van een verwerkingsverantwoordelijke aan wie de persoonsgegevens kunnen worden verstrekt, of van een derde, [kunnen] een rechtsgrond bieden voor verwerking, mits de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene niet zwaarder wegen, rekening houdend met de redelijke verwachtingen van de betrokkene op basis van zijn verhouding met de verwerkingsverantwoordelijke. Een dergelijk gerechtvaardigd belang kan bijvoorbeeld aanwezig zijn wanneer sprake is van een relevante en passende verhouding tussen de betrokkene en de verwerkingsverantwoordelijke, in situaties waarin de betrokkene een klant is of in dienst is van de verwerkingsverantwoordelijke. In elk geval is een zorgvuldige beoordeling geboden om te bepalen of sprake is van een gerechtvaardigd belang, alsook om te bepalen of een betrokkene op het tijdstip en in het kader van de verzameling van de persoonsgegevens redelijkerwijs mag verwachten dat verwerking met dat doel kan plaatsvinden. De belangen en de grondrechten van de betrokkene kunnen met name zwaarder wegen dan het belang van de verwerkingsverantwoordelijke wanneer persoonsgegevens worden verwerkt in omstandigheden waarin de betrokkenen redelijkerwijs geen verdere verwerking verwachten. [...] De verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van direct marketing kan worden beschouwd als uitgevoerd met het oog op een gerechtvaardigd belang.”
-
4.
Artikel 1 van deze verordening, met als opschrift „Onderwerp en doelstellingen”, bepaalt in lid 2: „Deze verordening beschermt de grondrechten en de fundamentele vrijheden van natuurlijke personen en met name hun recht op bescherming van persoonsgegevens.”
-
5.
Artikel 4 van die verordening bepaalt: „Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: 1) ‚persoonsgegevens’ alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon (‚de betrokkene’); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online‑identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon; 2) ‚verwerking’: een bewerking of een geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens of een geheel van persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd via geautomatiseerde procedés, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, structureren, opslaan, bijwerken of wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op andere wijze ter beschikking stellen, aligneren of combineren, afschermen, wissen of vernietigen van gegevens; [...] 7) ‚verwerkingsverantwoordelijke’: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een overheidsinstantie, een dienst of een ander orgaan die/dat, alleen of samen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt; wanneer de doelstellingen van en de middelen voor deze verwerking in het Unierecht of het lidstatelijke recht worden vastgesteld, kan daarin worden bepaald wie de verwerkingsverantwoordelijke is of volgens welke criteria deze wordt aangewezen; [...] 11) ‚toestemming’ van de betrokkene: elke vrije, specifieke, geïnformeerde en ondubbelzinnige wilsuiting waarmee de betrokkene door middel van een verklaring of een ondubbelzinnige actieve handeling een hem betreffende verwerking van persoonsgegevens aanvaardt; [...]”
-
6.
Artikel 5 van de AVG, met als opschrift „Beginselen inzake verwerking van persoonsgegevens”, luidt als volgt: „1. Persoonsgegevens moeten: a) worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is (‚rechtmatigheid, behoorlijkheid en transparantie’); b) voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld en mogen vervolgens niet verder op een met die doeleinden onverenigbare wijze worden verwerkt; [...] c) toereikend zijn, ter zake dienend en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt (‚minimale gegevensverwerking’); [...] 2. De verwerkingsverantwoordelijke is verantwoordelijk voor de naleving van lid 1 en kan deze aantonen (‚verantwoordingsplicht’).”
-
7.
Artikel 6 AVG, met als opschrift „Rechtmatigheid van de verwerking”, is als volgt verwoord: „1. De verwerking is alleen rechtmatig indien en voor zover aan ten minste een van de onderstaande voorwaarden is voldaan: a) de betrokkene heeft toestemming gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens voor een of meer specifieke doeleinden; [...] f) de verwerking is noodzakelijk voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, behalve wanneer de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan die belangen, met name wanneer de betrokkene een kind is. De eerste alinea, punt f), geldt niet voor de verwerking door overheidsinstanties in het kader van de uitoefening van hun taken. [...]”
-
8.
In lid 1, van artikel 13 AVG („Te verstrekken informatie wanneer persoonsgegevens bij de betrokkene worden verzameld”), is het volgende bepaald: „Wanneer persoonsgegevens betreffende een betrokkene bij die persoon worden verzameld, verstrekt de verwerkingsverantwoordelijke de betrokkene al bij de verkrijging van de persoonsgegevens de volgende informatie: [...] c) de verwerkingsdoeleinden waarvoor de persoonsgegevens zijn bestemd, alsook de rechtsgrond voor de verwerking; d) de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, indien de verwerking op artikel 6, lid 1, punt f), is gebaseerd; [...]”
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
-
9.
Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de KNLTB een sportbond in de vorm van een vereniging is. Zijn ledenbestand bestaat uit de bij hem aangesloten tennisverenigingen en hun verenigingsleden. Wanneer iemand lid wordt bij een bij de KNLTB aangesloten tennisvereniging, wordt die persoon automatisch ook lid van de KNLTB. Deze sportbond werkt samen met sponsoren om, naar eigen zeggen, de verspreiding en zichtbaarheid van de tennissport en het lidmaatschap van de KNLTB te vergroten.
-
10.
In 2018 heeft de KNLTB persoonsgegevens van zijn leden meegedeeld aan twee van zijn sponsoren, te weten SportshopsDirect BV (hierna: „TennisDirect”), een vennootschap die sportartikelen verkoopt, en de Nederlandse Loterij Organisatie BV (hierna: „NLO”), de grootste aanbieder van kansspelen en casinospelen in Nederland. De KNLTB ontving voor het verstrekken van de betrokken persoonsgegevens aan zijn sponsoren van hen een vergoeding.
-
11.
In het bijzonder heeft de KNLTB op 11 juni 2018 de namen, adressen en woonplaatsen van zijn leden meegedeeld aan TennisDirect met het oog op de verzending per post van een kortingsflyer. Daartoe heeft TennisDirect deze gegevens op haar beurt aan de postdienst PostNL doorgegeven voor het drukken van deze flyer.
-
12.
Bovendien heeft de KNLTB op 29 juni 2018 aan de NLO niet alleen de namen, adressen en woonplaatsen van zijn leden meegedeeld, maar ook de geboortedata, de telefoonnummers, de mobiele telefoonnummers en de e-mailadressen van deze leden, alsmede de namen van de tennisclubs waarbij zij waren aangesloten. De telefoonnummers werden meegedeeld met het oog op een belactie, in de context waarvan de NLO deze gegevens heeft doorgegeven aan de callcenters die zij daarvoor inzette.
-
13.
Naar aanleiding van klachten van bepaalde leden van de KNLTB heeft de AP geoordeeld dat de KNLTB artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder a) en f), AVG, gelezen in samenhang met artikel 5, lid 1, onder a), van die verordening, had geschonden omdat de KNLTB de persoonsgegevens van zijn leden had doorgegeven zonder dat deze leden daarvoor toestemming hadden gegeven en zonder dat er een rechtmatige grondslag voor het verstrekken van hun gegevens bestond. Bijgevolg heeft de AP de KNLTB bij besluit van 20 december 2019 een boete opgelegd van 525000 EUR.
-
14.
De KNLTB heeft tegen dat besluit beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam (Nederland), de verwijzende rechter.
-
15.
Tussen partijen in het hoofdgeding is niet in geschil dat de KNLTB geen toestemming had gekregen van zijn individuele leden om hun persoonsgegevens aan de bovengenoemde sponsoren te verstrekken en dat artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder a), AVG niet kan worden aangevoerd als grondslag voor de betrokken gegevensverwerking. De KNLTB heeft echter gesteld dat het verstrekken van deze gegevens gebaseerd was op een gerechtvaardigd belang in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), AVG. Dit belang zou bestaan in het creëren van een sterke band tussen de KNLTB en zijn leden, en in het kunnen bieden van meerwaarde aan het lidmaatschap, in de vorm van kortingen en aanbiedingen bij partners, waardoor die leden tegen een betaalbare en toegankelijke prijs kunnen tennissen.
-
16.
De AP is van mening dat een belang uitsluitend valt onder het begrip „gerechtvaardigde belang” in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), AVG als het een „tot de wet behorend, wet zijnd, in een wet vastgelegd” belang is. Volgens de AP moet het gaan om belangen die door de Uniewetgever of de nationale wetgever als beschermingswaardig worden aangemerkt, hetgeen moet worden beoordeeld aan de hand van een „positieve toets”. Dit is in casu echter niet het geval.
-
17.
De KNLTB is een andere mening toegedaan en stelt dat een „gerechtvaardigd belang” niet noodzakelijkerwijs hoeft voort te vloeien uit een grondrecht of een rechtsbeginsel, maar dat elk belang een gerechtvaardigd belang kan zijn, mits dat belang niet in strijd is met de wet, hetgeen moet worden beoordeeld aan de hand van een „negatieve toets”.
-
18.
Tijdens de procedure voor de verwijzende rechter ontstond discussie tussen de procespartijen over de betekenis van het begrip „gerechtvaardigd belang” uit artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), AVG en met name over de vraag of een zuiver commercieel belang, bestaande in de verkoop van persoonsgegevens van de leden van een tennisbond aan sponsoren met het oog op direct marketing, zonder dat die leden daarvoor toestemming hebben gegeven, kan worden aangemerkt als een gerechtvaardigd belang.
-
19.
In die omstandigheden heeft de rechtbank Amsterdam wegens twijfels over de uitlegging van het begrip „gerechtvaardigd belang” in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), AVG, de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen: „1) Hoe dient de rechtbank de term ‚gerechtvaardigd belang’ [in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), AVG] uit te leggen? 2) Dient die term te worden uitgelegd zoals verweerder dat uitlegt? Zijn dat uitsluitend tot de wet behorende, wet zijnde, in een wet vastgestelde belangen? Of; 3) Kan elk belang een gerechtvaardigd belang zijn, mits dat belang niet in strijd is met de wet? Meer specifiek gesteld: is een zuiver commercieel belang en het belang zoals hier aan [de] orde, het verstrekken van persoonsgegevens tegen betaling zonder toestemming van de betreffende persoon, onder omstandigheden aan te merken als een gerechtvaardigd belang? Zo ja, welke omstandigheden bepalen of een zuiver commercieel belang een gerechtvaardigd belang is?”
Procedure bij het Hof
-
20.
Bij beslissing van 3 mei 2023 heeft de president van het Hof de behandeling van de onderhavige procedure geschorst in afwachting van de eindbeslissing in zaak C‑252/21, Meta Platforms e.a. (Algemene gebruiksvoorwaarden van een online sociaal netwerk).
-
21.
Overeenkomstig de beslissing van de president van het Hof van 3 augustus 2023 heeft de griffie de verwijzende rechter in kennis gesteld van het arrest van 4 juli 2023, Meta Platforms e.a. (Algemene gebruiksvoorwaarden van een online sociaal netwerk) (C‑252/21, EU:C:2023:537), en verzocht mee te delen of hij, gelet op dat arrest, zijn verzoek om een prejudiciële beslissing geheel of gedeeltelijk wenste te handhaven, en, in geval van gedeeltelijke intrekking van deze aanvraag, de redenen voor de handhaving van een deel ervan toe te lichten.
-
22.
Bij brief, ingekomen ter griffie van het Hof op 14 februari 2024, heeft deze rechter te kennen gegeven dat hij zijn verzoek om een prejudiciële beslissing handhaafde.
Beantwoording van de prejudiciële vragen
-
23.
Volgens vaste rechtspraak is het in het kader van de bij artikel 267 VWEU ingestelde procedure van samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties en het Hof de taak van het Hof om de nationale rechter een nuttig antwoord te geven aan de hand waarvan hij het bij hem aanhangige geding kan beslechten. Daartoe dient het Hof de voorgelegde vragen indien nodig te herformuleren (arrest van 20 juni 2024, Greislzel, C‑35/23, EU:C:2024:532, punt 39 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
-
24.
In casu hebben de prejudiciële vragen betrekking op de vraag of het mogelijk is om op grond van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), AVG te rechtvaardigen dat een sportvereniging persoonsgegevens van haar leden in ruil voor een vergoeding verstrekt aan sponsoren van die vereniging met het oog op kortingsacties.
-
25.
Bijgevolg wenst de verwijzende rechter met zijn vragen, waarop een gezamenlijk antwoord moet worden gegeven, in essentie te vernemen of artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), AVG aldus moet worden uitgelegd dat een verwerking van persoonsgegevens bestaande in het verstrekken van persoonsgegevens van leden van een sportbond tegen betaling met het oog op de behartiging van een commercieel belang van de verwerkingsverantwoordelijke kan worden aangemerkt als noodzakelijk voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van die verantwoordelijke of van een derde, in de zin van deze bepaling, en of die bepaling vereist dat een dergelijk belang bij wet wordt bepaald.
-
26.
Om deze vragen te beantwoorden, zij er vooraf aan herinnerd dat het doel van de AVG – zoals dat blijkt uit artikel 1, alsook uit de overwegingen 1 en 10 van deze verordening – met name bestaat in het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van de fundamentele vrijheden en de grondrechten van natuurlijke personen, in het bijzonder van hun in artikel 8, lid 1, van het Handvest en artikel 16, lid 1, VWEU erkende recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met de verwerking van persoonsgegevens (arrest van 7 maart 2024, IAB Europe, C‑604/22, EU:C:2024:214, punt 53 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
-
27.
Overeenkomstig dat doel moet elke verwerking van persoonsgegevens met name in overeenstemming zijn met de beginselen inzake de verwerking van dergelijke gegevens die zijn opgenomen in artikel 5 van deze verordening en moet zij voldoen aan de in artikel 6 van deze verordening opgesomde rechtmatigheidsvoorwaarden [zie in die zin arresten van 6 oktober 2020, La Quadrature du Net e.a., C‑511/18, C‑512/18 en C‑520/18, EU:C:2020:791, punt 208, en 11 juli 2024, Meta Platforms Ireland (Representatieve vordering),C‑757/22, EU:C:2024:598, punt 49].
-
28.
Wat dat betreft moet worden benadrukt dat persoonsgegevens volgens artikel 5, lid 1, onder a), AVG moeten worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is.
-
29.
In het bijzonder heeft het Hof geoordeeld dat artikel 6, lid 1, eerste alinea, AVG een uitputtende en limitatieve lijst bevat van de gevallen waarin de verwerking van persoonsgegevens als rechtmatig kan worden aangemerkt. Daarom kan alleen een verwerking die tot een van de in deze bepaling bedoelde gevallen behoort als rechtmatig worden aangemerkt [arrest van 4 juli 2023, Meta Platforms e.a. (Algemene gebruiksvoorwaarden van een online sociaal netwerk),C‑252/21, EU:C:2023:537, punt 90].
-
30.
Volgens artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder a), AVG is de verwerking van persoonsgegevens alleen rechtmatig indien en voor zover de betrokkene daarvoor toestemming heeft gegeven voor een of meer specifieke doeleinden. Bij gebreke van een dergelijke toestemming of wanneer die toestemming niet vrij, specifiek, geïnformeerd en ondubbelzinnig is gegeven in de zin van artikel 4, punt 11, van deze verordening, is de verwerking niettemin gerechtvaardigd wanneer die verwerking op grond van een van de in artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder b) tot en met f), van deze verordening genoemde voorwaarden noodzakelijk is.
-
31.
In deze context moeten de in deze laatste bepaling bedoelde rechtvaardigingsgronden restrictief worden uitgelegd, aangezien de verwerking van persoonsgegevens daardoor rechtmatig kan zijn zonder dat de betrokkene toestemming heeft gegeven [arrest van 4 juli 2023, Meta Platforms e.a. (Algemene gebruiksvoorwaarden van een online sociaal netwerk),C‑252/21, EU:C:2023:537, punt 93 en aldaar aangehaalde rechtspraak].
-
32.
Zoals het Hof heeft geoordeeld, hoeft bovendien wanneer kan worden vastgesteld dat een verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk is in het licht van een van de rechtvaardigingsgronden van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder b) tot en met f), AVG, niet te worden nagegaan of die verwerking ook onder een andere van die rechtvaardigingsgronden valt [arrest van 4 juli 2023, Meta Platforms e.a. (Algemene gebruiksvoorwaarden van een online sociaal netwerk),C‑252/21, EU:C:2023:537, punt 94 en aldaar aangehaalde rechtspraak].
-
33.
Het Hof heeft ook geoordeeld dat het volgens artikel 5 AVG aan de verwerkingsverantwoordelijke staat om te bewijzen dat deze gegevens met name voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld en dat zij worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is. Bovendien moet de verwerkingsverantwoordelijke, wanneer bij de betrokkene persoonsgegevens worden verzameld, hem overeenkomstig artikel 13, lid 1, onder c), AVG informatie verstrekken over de verwerkingsdoeleinden waarvoor deze gegevens zijn bestemd en over de rechtsgrondslag voor die verwerking [arrest van 4 juli 2023, Meta Platforms e.a. (Algemene gebruiksvoorwaarden van een online sociaal netwerk),C‑252/21, EU:C:2023:537, punt 95].
-
34.
In casu blijkt uit het dossier waarover het Hof beschikt dat de leden van de KNLTB die sportbond geen toestemming in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder a), AVG hebben gegeven om tegen betaling persoonsgegevens die op hen betrekking hebben, te verstrekken aan derden, met name aan TennisDirect en de NLO.
-
35.
In deze omstandigheden moet voor een nuttig antwoord aan de verwijzende rechter worden nagegaan of het bepaalde in artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), van deze verordening, waarop het verzoek om een prejudiciële beslissing specifiek betrekking heeft, kan worden ingeroepen om de beschikbaarstelling van dergelijke gegevens aan die derden te rechtvaardigen.
-
36.
Dienaangaande zij eraan herinnerd dat volgens artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), AVG de verwerking van persoonsgegevens rechtmatig is voor zover die noodzakelijk is voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, behalve wanneer de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan die belangen.
-
37.
Zoals het Hof reeds heeft geoordeeld bevat deze bepaling drie cumulatieve voorwaarden waaraan moet zijn voldaan wil een verwerking van persoonsgegevens rechtmatig zijn, namelijk ten eerste de behartiging van een gerechtvaardigd belang van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, ten tweede de noodzaak van de verwerking van de persoonsgegevens voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang, en ten derde de voorwaarde dat de belangen of de fundamentele vrijheden en de grondrechten van de bij de gegevensbescherming betrokken persoon niet zwaarder wegen dan het gerechtvaardigde belang van de verwerkingsverantwoordelijke of een derde [arrest van 4 juli 2023, Meta Platforms e.a. (Algemene gebruiksvoorwaarden van een online sociaal netwerk),C‑252/21, EU:C:2023:537, punt 106 en aldaar aangehaalde rechtspraak].
-
38.
Wat ten eerste de voorwaarde van de behartiging van een „gerechtvaardigd belang” betreft, moet worden benadrukt dat bij gebreke van een definitie van dit begrip in de AVG, zoals het Hof reeds heeft geoordeeld, een breed scala aan belangen in beginsel als gerechtvaardigd kan worden beschouwd [arrest van 7 december 2023, SCHUFA Holding (Kwijtschelding van restschulden),C‑26/22 en C‑64/22, EU:C:2023:958, punt 76].
-
39.
Zoals ook blijkt uit overweging 47 AVG waarin het begrip „gerechtvaardigd belang” aan de orde komt, heeft de Uniewetgever niet voorgeschreven dat voor een verwerking van persoonsgegevens door de verwerkingsverantwoordelijke die gerechtvaardigd is in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), van deze verordening, het belang dat deze verantwoordelijke nastreeft bij wet moet zijn vastgelegd. Deze vaststelling geldt temeer daar deze overweging bij wijze van voorbeeld de doeleinden van direct marketing in het algemeen noemt als gerechtvaardigde belangen die door een verwerkingsverantwoordelijke kunnen worden nagestreefd.
-
40.
Hoewel het begrip „gerechtvaardigd belang” in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), AVG ruimer is dan een „tot de wet behorend, wet zijnd, in een wet vastgelegd” belang, is het echter wel vereist dat het aangevoerde gerechtvaardigde belang rechtmatig is.
-
41.
Bovendien moet in herinnering worden gebracht dat het volgens artikel 13, lid 1, onder d), AVG aan de verwerkingsverantwoordelijke staat om bij een verwerking die is gebaseerd op artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), van deze verordening, de betrokken persoon op het moment waarop persoonsgegevens bij hem worden verzameld, mee te delen welke gerechtvaardigde belangen worden nagestreefd [arrest van 4 juli 2023, Meta Platforms e.a. (Algemene gebruiksvoorwaarden van een online sociaal netwerk),C‑252/21, EU:C:2023:537, punt 107].
-
42.
Ten tweede verplicht de voorwaarde van een verwerking van persoonsgegevens die noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang, de verwijzende rechter ertoe om na te gaan of het gerechtvaardigde belang dat bestaat bij de verwerking van de gegevens redelijkerwijs niet even doeltreffend kan worden bereikt met andere middelen die in mindere mate afbreuk doen aan de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkenen, in het bijzonder aan het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens zoals die door de artikelen 7 en 8 van het Handvest worden gewaarborgd [arrest van 7 december 2023, SCHUFA Holding (Kwijtschelding van restschulden),C‑26/22 en C‑64/22, EU:C:2023:958, punt 77 en aldaar aangehaalde rechtspraak].
-
43.
In dit verband zij er tevens aan herinnerd dat de voorwaarde inzake de noodzaak van de verwerking moet worden onderzocht in samenhang met het zogenoemde beginsel van „minimale gegevensverwerking” van artikel 5, lid 1, onder c), AVG op grond waarvan persoonsgegevens „toereikend [moeten] zijn, ter zake dienend en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt” [arrest van 4 juli 2023, Meta Platforms e.a. (Algemene gebruiksvoorwaarden van een online sociaal netwerk),C‑252/21, EU:C:2023:537, punt 109 en aldaar aangehaalde rechtspraak].
-
44.
Wat ten derde en ten slotte de voorwaarde betreft, volgens welke de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de bij de gegevensbescherming betrokken persoon niet zwaarder mogen wegen dan het gerechtvaardigde belang van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, heeft het Hof reeds geoordeeld dat deze voorwaarde een afweging van de betrokken tegengestelde rechten en belangen impliceert die in beginsel afhangt van de omstandigheden van het concrete geval, en dat het bijgevolg aan de verwijzende rechter staat om bij deze afweging rekening te houden met die specifieke omstandigheden van de zaak [arrest van 4 juli 2023, Meta Platforms e.a. (Algemene gebruiksvoorwaarden van een online sociaal netwerk),C‑252/21, EU:C:2023:537, punt 110 en aldaar aangehaalde rechtspraak].
-
45.
Bovendien blijkt uit overweging 47 AVG dat de belangen en de grondrechten van de betrokkene in het bijzonder zwaarder wegen dan het belang van de verwerkingsverantwoordelijke wanneer persoonsgegevens worden verwerkt in omstandigheden waarin de betrokkenen een dergelijke verwerking redelijkerwijs niet verwachten [arrest van 4 juli 2023, Meta Platforms e.a. (Algemene gebruiksvoorwaarden van een online sociaal netwerk),C‑252/21, EU:C:2023:537, punt 112].
-
46.
Hoewel het uiteindelijk aan de verwijzende rechter staat om te beoordelen of met betrekking tot de in de hoofdgeding aan de orde zijnde verwerking van persoonsgegevens is voldaan aan de drie voorwaarden die in punt 37 van het onderhavige arrest in herinnering zijn gebracht, staat het het Hof evenwel vrij om in zijn uitspraak op een verzoek om een prejudiciële beslissing preciseringen te geven teneinde de verwijzende rechter te leiden bij het bepalen van die doelstellingen [arresten van 4 juli 2023, Meta Platforms e.a. (Algemene gebruiksvoorwaarden van een online sociaal netwerk),C‑252/21, EU:C:2023:537, punt 96, en 7 december 2023, SCHUFA Holding (Kwijtschelding van restschulden),C‑26/22 en C‑64/22, EU:C:2023:958, punt 81 en aldaar aangehaalde rechtspraak].
-
47.
Wat in casu ten eerste de voorwaarde betreft dat de verwerkingsverantwoordelijke of een derde een gerechtvaardigd belang behartigt in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), AVG, refereert de verwijzende rechter aan het commerciële belang van de verwerkingsverantwoordelijke – in dit geval een sportbond zoals de KNLTB – bestaande in het tegen betaling verstrekken van persoonsgegevens van zijn leden aan derden – in casu een onderneming die sportartikelen verkoopt en een aanbieder van kansspelen en casinospelen in Nederland –, die daar met name mee beogen reclameboodschappen en aanbiedingen aan die leden te versturen.
-
48.
In dit verband heeft het Hof niet uitgesloten dat een commercieel belang van de verwerkingsverantwoordelijke, bestaande in de promotie en verkoop van advertentieruimte voor marketingdoeleinden, kan worden aangemerkt als een gerechtvaardigd belang in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), AVG (zie naar analogie arrest van 13 mei 2014, Google Spain en Google, C‑131/12, EU:C:2014:317, punt 73).
-
49.
In die omstandigheden kan een commercieel belang van de verwerkingsverantwoordelijke, zoals het in punt 47 van het onderhavige arrest genoemde belang, een gerechtvaardigd belang in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), AVG vormen, voor zover het niet in strijd is met de wet. Het staat evenwel aan de verwijzende rechter om van geval tot geval te beoordelen of een dergelijk belang bestaat, rekening houdend met het toepasselijke rechtskader en alle omstandigheden van de zaak.
-
50.
Indien er sprake is van een dergelijk gerechtvaardigd belang, moet de verwerkingsverantwoordelijke alle andere verplichtingen nakomen die op hem rusten op grond van de AVG, opdat de behartiging van dat belang de verwerking van persoonsgegevens op grond van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), AVG rechtvaardigt.
-
51.
Ten tweede moet over de voorwaarde betreffende de noodzaak om dat belang te behartigen, en in het bijzonder het bestaan van middelen die even geschikt zijn en in mindere mate afbreuk doen aan de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkenen, worden vastgesteld dat wanneer een sportbond als de KNLTB tegen betaling persoonsgegevens van zijn leden wil verstrekken aan derden, het voor die bond in het bijzonder mogelijk is om zijn leden daarvan vooraf in kennis te stellen en hun te vragen of zij wensen dat hun persoonsgegevens aan derden worden doorgegeven met het oog op reclame of marketing.
-
52.
Deze oplossing zou de betrokken leden in staat stellen om – overeenkomstig het in punt 43 van het onderhavige arrest genoemde beginsel van minimale gegevensverwerking – de controle te houden over de beschikbaarstelling van hun persoonsgegevens en om aldus de beschikbaarstelling van die gegevens te beperken tot hetgeen daadwerkelijk noodzakelijk en relevant is voor de doeleinden waarvoor die gegevens worden doorgegeven en verwerkt (zie naar analogie arrest van 12 september 2024, HTB Neunte Immobilien Portfolio en Ökorenta Neue Energien Ökostabil IV, C‑17/22 en C‑18/22, EU:C:2024:738, punt 60).
-
53.
Een procedure als die welke in het vorige punt van het onderhavige arrest is beschreven, kan een geringere inmenging in het recht op bescherming van de vertrouwelijkheid van de persoonsgegevens van de betrokkene inhouden, terwijl de verwerkingsverantwoordelijke tegelijkertijd in staat wordt gesteld het aangevoerde gerechtvaardigde belang even doeltreffend na te streven, hetgeen de verwijzende rechter evenwel dient na te gaan (zie naar analogie arrest van 12 september 2024, HTB Neunte Immobilien Portfolio en Ökorenta Neue Energien Ökostabil IV, C‑17/22 en C‑18/22, EU:C:2024:738, punt 61).
-
54.
Ten derde moet de verwijzende rechter bij de belangafweging die hij in het licht van de specifieke omstandigheden van het hoofdgeding dient te verrichten, met name rekening houden met de redelijke verwachtingen van de betrokkene alsook met de omvang van de verwerking en de gevolgen ervan voor die persoon [arrest van 4 juli 2023, Meta Platforms e.a. (Algemene gebruiksvoorwaarden van een online sociaal netwerk),C‑252/21, EU:C:2023:537, punt 116].
-
55.
In het kader van die belangenafweging staat het aan de verwijzende rechter om na te gaan of het in artikel 8, lid 1, van het Handvest en artikel 16, lid 1, VWEU neergelegde recht van leden van tennisverenigingen op bescherming van hun persoonlijke levenssfeer met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens die op hen betrekking hebben, zwaarder kan wegen dan het commerciële belang van een nationale tennisbond. In dat opzicht moet, zoals blijkt uit overweging 47 AVG, bijzonder belang worden gehecht aan de vraag of die leden op het moment waarop hun persoonsgegevens werden verzameld omdat zij lid wilden worden van een tennisvereniging, redelijkerwijs konden verwachten dat die gegevens tegen betaling aan derden zouden worden verstrekt, in casu aan sponsoren van de KNLTB, met het oog op reclame en marketing.
-
56.
Bovendien moet de verwijzende rechter rekening houden met de omstandigheid dat de betrokken gegevens ook zijn verstrekt aan een aanbieder van kansspelen en casinospelen, zoals de NLO, waarvan de reclame- en marketingactiviteiten weliswaar rechtmatig zijn, maar worden uitgeoefend in een context die – in strijd met hetgeen volgt uit overweging 47 AVG – niet lijkt te worden gekenmerkt door een relevante en passende verhouding tussen de betrokkenen en de verwerkingsverantwoordelijke. Bovendien kan de verwerking van dergelijke gegevens in bepaalde omstandigheden nadelige gevolgen hebben voor de leden van de betrokken tennisverenigingen, aangezien deze activiteiten deze leden kunnen blootstellen aan de risico’s die verbonden zijn aan de ontwikkeling van gokverslaving.
-
57.
Gelet op een en ander dient op de prejudiciële vragen te worden geantwoord dat artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), AVG aldus moet worden uitgelegd dat een verwerking van persoonsgegevens bestaande in het verstrekken van persoonsgegevens van leden van een sportbond tegen betaling met het oog op de behartiging van een commercieel belang van de verwerkingsverantwoordelijke slechts noodzakelijk kan worden geacht voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van deze verantwoordelijke in de zin van deze bepaling, indien die verwerking strikt noodzakelijk is om het betrokken gerechtvaardigde belang te behartigen, en de belangen en de fundamentele vrijheden en grondrechten van die leden in het licht van alle relevante omstandigheden niet zwaarder wegen dan dat gerechtvaardigde belang. Hoewel deze bepaling niet vereist dat een dergelijk belang bij wet wordt bepaald, vereist zij dat het aangevoerde gerechtvaardigde belang rechtmatig is.
Kosten
-
58.
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Negende kamer) verklaart voor recht:
Artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)
moet aldus worden uitgelegd dat
een verwerking van persoonsgegevens bestaande in het verstrekken van persoonsgegevens van leden van een sportbond tegen betaling met het oog op de behartiging van een commercieel belang van de verwerkingsverantwoordelijke slechts noodzakelijk kan worden geacht voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van deze verantwoordelijke in de zin van deze bepaling, indien die verwerking strikt noodzakelijk is om het betrokken gerechtvaardigde belang te behartigen, en de belangen en de fundamentele vrijheden en grondrechten van die leden in het licht van alle relevante omstandigheden niet zwaarder wegen dan dat gerechtvaardigde belang. Hoewel deze bepaling niet vereist dat een dergelijk belang bij wet wordt bepaald, vereist zij dat het aangevoerde gerechtvaardigde belang rechtmatig is.
Spineanu-Matei Bonichot Rossi Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 4 oktober 2024. De griffier A. Calot Escobar De kamerpresident O. Spineanu-Matei
- Inhoud
- Zaakgegevens
- Overwegingen
- Oordeel